Coenens schatkist deel 12
Over geloof en bijgeloof
In 1514, het jaar van Coenens geboorte, lag het oude Holland - en dus ook Scheveningen - nog 'Int Pausdom' om Coenens woorden hier nog maar eens te hanteren. Het rooms-katholicisme was in die jaren nog altijd de enig gangbare religie en Adriaen Coenen moet dus rooms-katholiek zijn gedoopt en ook met dat geloof zijn opgevoed. In de loop van zijn leven vond echter een overgang plaats van het rooms-katholicisme naar de reformatie.
Coenen vertelt er niet expliciet over, maar tussen de regels door verwijst hij naar gebeurtenissen die destijds deze overgang omlijstten. Een van die gebeurtenissen was de beeldenstorm welke hij weergeeft (97) met de woorden: 'Het is mijn gheboert recht voer den Trubbele int hollant dat is eer men daer die beelde stormighe dede Ende eer men van Goesen (geuzen: auteur) of paepen sprac'. Deze beeldenstorm, die in 1566 door geheel de Nederlanden trok, bereikte in datzelfde jaar tevens Den Haag en wellicht ook Scheveningen, alhoewel daarover geen harde gegevens bekend zijn. Coenens geloofsbeleving wekt de indruk groot te zijn geweest; het 'Visboeck' is in elk geval doorspekt met dankzeggingen, lofprijzingen, belijdenissen, gebeden en bijbelcitaten. De toonzetting van dit alles geeft blijk van een - duidelijk aanwijsbare - calvinistische invloed op zijn geloofsbeleving. Het wordt helder: het rooms-katholieke geloof ligt achter Coenen. Het aanroepen van heiligen of van de maagd Maria is ook niet meer aan de orde; het wordt althans in zijn boek niet meer onder woorden gebracht.
Nieuwe stellingname
Coenen is duidelijk waar het gaat om zijn nieuwe stellingname in de zaak van het geloof. Hij plaatst tussen de regels door in zijn boek voortdurend vraagtekens bij - en is kritisch over - allerlei pauselijke regels en voorschriften. Soms nog wat minder direct, maar op een zeker ogenblik toch wel héél direct, neemt Coenen dan ondubbelzinnig stelling tegen Rome (487, 488). Hij doet dit met de woorden: 'Gelijck wij mede een langen tijt vande Roomsche paeusen vervoert (misleid: auteur) zijn tot ter tijt toe dat tet godt almachtich belieft heeft'. Coenens kritiek op het doen en laten van de rooms-katholieke kerk als zodanig is al evenzeer ondubbelzinnig. Hij merkt op: 'Die seremonien ic bintse in eenen bant misse vergelien (evangeliën: auteur) biechten bevaerden (bedevaarten: auteur) aflaten kassen (offer- of aalmoeskisten: auteur) prosessien proncke praelen met heylich damen ontelbaer meer' (488). Hij bekritiseert de vele - in zijn ogen nutteloze - ceremoniën en handelingen van de rooms-katholieke kerk. Hij bindt ze naar zijn zeggen in één band oftewel, hij veegt ze op één hoop bijeen en zet dit alles vervolgens nadrukkelijk weg als, wat hij noemt, 'koocken latijn' (488) (keukenlatijn, minderwaardig iets: auteur). Een hard oordeel dat nauwelijks anders kan worden uitgelegd dan als het bewijs van zijn gemaakte keuze en van zijn zelf verkozen afscheiding van de eerdere moederkerk.
Kometen en andere verschijnselen
Maar zoals bij een ieder van zijn toenmalige tijdgenoten had ook het geloof van Coenen een aanhangsel, namelijk het bijgeloof waarin mysterieuze verschijnselen een rol speelden. Coenen geeft al bij de introductie van zijn boek - aan te treffen op de eerste en tweede folio (25 t/m 27) - blijk van een nog aanwezige vorm van (bij)geloof in bovennatuurlijke verschijnselen. Hij merkt op dat men in zijn boek vertellingen zal aantreffen over 'vremde selsame teykenen Inde lucht' zoals 'Comeeten ende Eclipsen ende bloetrevieren (rivieren van bloed: auteur) groote stenen wuter lucht gevallen ende andere'. Coenen verwijst, naast naar kometen en andere hemellichamen, ook naar grote vissen en zeemonsters die bij hun verschijning aan de mensheid gelden als een 'waerscouwinghe' van 'godt almachtich'. Vervolgens schrijft hij dat, na dergelijke verschijnselen, altijd 'wat sonderlicx is nagevolcht van sterften ofte oorlogen en dieren (dure: auteur) tijt'. Na deze verwijzingen laat hij het onderwerp een tijdje los om er verderop in zijn boek weer uitvoerig (120 t/m 148) op terug te komen. Soms doet Coenen de in zijn boek weergegeven theorie geweld aan; hij schetst dan situaties waarin eerst gebeurtenissen hadden plaatsgevonden waarna dan achteraf vreemde verschijnselen zich kenbaar maakten. Het wekt de indruk dat niet de volgorde van de gebeurtenissen en verschijnselen voor Coenen van belang was, maar eerder de mystiek in de vorm van verschijnselen, gekoppeld aan zekere gebeurtenissen. Want wanneer men het (bij)geloof in goddelijke waarschuwingen of vermaningen zou loslaten, zou men ook de 'zichtbare' aanwezigheid van God uit het mensenleven laten verdwijnen. En er was al zoveel verdwenen door de inruil van het rijke roomse leven voor het sobere calvinisme!
© Piet Spaans 2009
historisch publicist en auteur
Den Haag Holland
<< Vorige
Volgende >>
...home
Geplaatst op 13-02-2009 en 1736 keer gelezen
Like dit 977 Liked