De ‘Duitsche dienstbode’ deel 5

Terugblik naar het begin
In het eerste artikel, en dus nog in de aanloop naar het latere verraad, werd de geheime binnenkomst weergegeven van het ‘vluchtschip’ in de Scheveningse haven. Het was zaterdagavond 3 januari 1942. De stukjes gaan nu steeds meer op hun plaats vallen, beginnend bij de, in het eerste artikel genoemde, visser Klaar Pronk. Uit de getuigenverklaring van Engel Plugge – een dorpsgenoot van Klaar Pronk en eveneens genoemd in het eerste artikel – bleek dat Pronk als bemanningslid van het binnengelopen schip zoveel mogelijk de contacten had vermeden met de twee aan de haven aanwezige mannen, de reder Plugge en de oude waker Jacob Pronk(1). Gezien het opnieuw benummeren van het ‘vluchtschip’ te IJmuiden en gezien de vermoedens die bij hem zullen hebben geleefd, zal bij enigerlei ontmoeting op de havenkade voor Klaar Pronk vooral het gezegde ‘horen, zien en zwijgen’ hebben gegolden. Snel naar huis vertrekken was voor hem de enige remedie. Ook de interesse van een onbekende man voor de oude waker Jacob Pronk op zaterdagavond 3 januari aan de haven krijgt nu meer perspectief(2). Die onbekende man had immers allereerst aan de oude waker gevraagd hoe laat het was terwijl hij daarna had geïnformeerd of Pronk wel toestemming had om na de zogenaamde spertijd buitenshuis te zijn? Even verklaarbaar wordt nu ook de, door de oude waker weergegeven, arrestatie op zondagavond 4 januari en zijn daaropvolgende nachtelijke verblijf in de Scheveningse gevangenis. De dagelijkse aanwezigheid van Pronk ’s avonds aan de haven komt namelijk ter sprake in een verklaring die door de rechercheur Slagter werd afgelegd tijdens een van zijn verhoren. Hij geeft daarin aan dat de beide verraders De Jong en Storm zich ongerust hadden gemaakt over een waker ‘die de schuiten in de haven bewaakte’. Slagter had daarop geantwoord dat hij Pronks aanwezigheid aan de haven zou melden bij de Sicherheitsdienst(3). Want vanzelfsprekend waren op die zondagavond bij het aan boord brengen van de koffers en de overige bagagestukken mogelijke getuigen ongewenst. En in dezelfde mate gold dit voor een aanwezigheid van nieuwsgierigen bij het latere arriveren van de twaalf aspirant-Engelandvaarders bij het ‘vluchtschip’. Zij zouden immers inschepen en zowel dit als de hieropvolgende arrestatie rond middernacht moest onopgemerkt blijven?
Zondag 4 januari 1942
Omwille van de duidelijkheid volgen hier de werkelijke namen van de twaalf ‘vluchters’ en zulks omdat de namen die door verschillende getuigen werden genoemd, tot misvattingen hebben geleid. De juiste namen van de betrokkenen zijn in alfabetische volgorde: Albert en Philip Beek, Jan de Brabander, Eddie Diamant, de broers Leo en Simon Fonteijn, Jan Willem de Korver, Albert Levy, Alexander Mazei, Siegfried Seemann, Willem van Wieringen en zijn zoon Simon. Hierbij moet worden opgemerkt dat bij het vermelden van de namen is uitgegaan van twee afgelegde, overtuigende, verklaringen(4,5). Die verklaringen sluiten de aanwezigheid aan boord uit van een zekere Groen, een alias van Jacob Cohen, en ze onthullen de aanwezigheid van een zekere Philip Beek aan boord van het schip. Jan de Brabander had namelijk na de oorlog bij het opsommen van de namen van de ‘vluchters’ ook iemand genoemd die Groen zou heten. Ten onrechte dus. Voorts is uit naoorlogse onderzoekingen gebleken dat een eerder nog onbekende Roemeense jood aan boord van het schip in werkelijkheid Alexander Mazei moet zijn geweest en dat een eerder nog als Zeeman aangeduide persoon in werkelijkheid Siegfried Seemann is geweest, uit Duitsland afkomstig. Hoe zullen de twaalf betrokken mannen hun laatste dag in vrijheid hebben doorgebracht? Jan de Brabander die naast Jan de Korver het verraad overleefde verklaarde over die dag dat zijn vrienden hem op die middag thuis hadden opgezocht en afscheid hadden genomen van Jans ouders. Die zondagavond om 20.00 uur was Eddie Diamant per taxi bij hem aan huis aangekomen waarna zij samen lopend op weg waren gegaan naar de haven. Zij hadden ieder slechts een aktetas met eten bij zich gehad en, naar later zou blijken, in die tas ook een wapen. Op de ontmoetingsplaats hadden zij hun zakdoeken te voorschijn gehaald en waren daardoor herkend door de op hen wachtende De Jong. Zij waren gedrieën via de Kranenburgweg naar de Dr. Lelykade gelopen waar het schip hen wachtte. Het was volgens De Brabander erg donker en er was nog niemand op het schip aanwezig(6). Alhoewel men via andere wegen de haven meer rechtstreeks en ook nog binnen een kortere tijd had kunnen bereiken hadden de verraders er blijkbaar voor gekozen, via een omweg bij het gebouw van de Visafslag te komen. Vanaf het kruispunt Westduinweg-Kranenburgweg, tegenover het kerkje, waar het wat stiller was, kon men namelijk zonder opzien en langs een slechts kort stukje Kranenburgweg – waarna naar rechts afbuigend – de aanloop naar de haven nemen. Vervolgens was men dan binnen enkele minuten bij het Visafslaggebouw aan de havenkant waar naast andere vissersschepen ook het ‘vluchtschip’ lag aangemeerd.
Het verraad
Naar Jan de Brabander later zou verklaren waren zij door De Jong in het vooronder van het schip gebracht waar de mannen hun koffers al in de kooien zagen liggen. De Jong merkte op dat er niet mocht worden gerookt maar hij stak tot verbazing van De Brabander zelf wél een sigaret op. Na hen kwamen met regelmaat ook de anderen aan boord. Sommigen van hen werden begeleid door Storm. Toen zij allen aan boord waren aangekomen droeg Willem van Wieringen een deel van het afgesproken geldbedrag over aan De Jong. In zijn verklaring noemt Jan de Brabander ‘een bedrag van ongeveer fl. 5.000.- of fl. 6.000.-’. Volgens een eerder gemaakte afspraak zou het resterende deel van het geld worden afgehaald bij mevrouw Van Wieringen in de Stevinstraat ‘als de reis zou zijn gelukt’. Het resterende bedrag zou inderdaad enkele dagen later bij haar worden opgehaald. Maar dit dan door lieden van de politie en in die zin dus handlangers van Slagter en Poos Bij zijn vertrek zei De Jong tegen de aan boord aanwezigen dat hij om ongeveer 23.00 uur nog even langs zou komen en dat zij de volgende morgen tegen zonsopgang uit zouden varen. Naar zijn zeggen zou hij laat in de avond ook nog even naar de Stevinstraat gaan om aan mevrouw Van Wieringen te vertellen dat iedereen goed op het schip was aangekomen. Uit de verklaring van mevrouw Fonteijn-van Wieringen kan worden opgemaakt dat de mannen die avond inderdaad om 23.00 uur allen aan boord aanwezig zijn geweest(7). Dit sluit aan op een der afgelegde verklaringen van Jan de Brabander(8). Want inderdaad zijn De Jong en Storm op zondagavond 4 januari na 23.00 uur nog even op bezoek geweest bij mevrouw Van Wieringen. Dit gegeven wordt gedekt door een getuigenis van de op dat moment óók daar aanwezige schoonzuster mevrouw Fonteijn-Van Wieringen.
Motorpech
De Jong had de betrokkenen al eerder voorgespiegeld dat zij op maandagochtend 5 januari samen met de overige vissersschepen, die tot op dat tijdstip nog aan de kade lagen aangemeerd, naar zee zouden vertrekken. In de loop van de dag, wanneer de andere schepen van hun dagvisserij zouden terugkeren naar Scheveningen, zouden zij met het ‘vluchtschip’ motorpech voorwenden. Zij zouden daarom op zee achterblijven en, eenmaal uit het zicht van iedereen verdwenen, richting Engeland wegvaren. In tegenstelling tot zijn toezegging is De Jong niet meer teruggekomen aan boord van het ‘vluchtschip’. Over wat er in die nacht verder gebeurde kon Jan de Brabander als een van de twee overlevenden later verklaren dat hij rond of na middernacht op een naast hen liggend vissersscheepje had gemeend iets te horen. Hij had de zaak niet vertrouwd en had willen gaan kijken. Maar hij was hiervan weerhouden door Willem van Wieringen en de anderen. Zij waren bang dat zij zichzelf daardoor zouden verraden. Het moet naar Jan de Brabanders zeggen rond 01.00 uur in de nacht zijn geweest toen plotseling het luik werd opengeschoven en werd geroepen ‘Waffen heraus’ of woorden van deze strekking. Toen de mannen vanuit het vooronder riepen dat zij geen wapens in hun bezit hadden werden zij gesommeerd, één voor één naar boven te komen. De Jong moet bij eerdere gesprekken óf door Van Wieringen óf door De Brabander in vertrouwen zijn genomen over het meevoeren van een of meer wapens. Dat is gebleken uit het vervolg van de reeds genoemde verklaring van Jan de Brabander. Hij geeft aan dat zij bij bovenkomst werden gefouilleerd. Hij had inderdaad een revolver bij zich, evenals Eddie Diamant. Maar De Brabander zou kans hebben gezien, bij het verlaten van het vooronder zijn wapen te verstoppen. Enkele documenten die hij in Engeland zou bezorgen, zou De Brabander in het water hebben laten vallen. Uit door hem afgelegde verklaringen valt op te maken dat De Brabander na zijn aankomst in het ‘Oranjehotel’ verschillende malen is mishandeld. Of dit te maken heeft gehad met het vermeende wapenbezit is hem niet duidelijk geworden. Toen zij eenmaal op de wallekant stonden zag De Brabander dat er twee vrachtwagens en een personenauto stonden te wachten en dat er ongeveer 30 mannen waren die de arrestatie uitvoerden. De aspirant-vluchters werden met de twee vrachtauto’s overgebracht naar de gevangenis te Scheveningen.
Jacob Cohen
Het ontbreken van Jacob Cohen, alias Groen, bij de mannen die op het schip werden gearresteerd roept uiteraard vragen op. Zelf heeft Cohen het niet kunnen navertellen, evenmin als de tien mannen van het ‘vluchtschip’ die de oorlog niet hebben overleefd. Jacob Cohen was de man van R. Gezang-Kapper, een vrouw van joodsen bloede. Zij woonde in de Stalpertstraat in Den Haag. Ze was eerder getrouwd geweest met een zekere David Beek die in 1930 overleed. Uit dit eerste huwelijk was hun zoon Albert geboren(9). Albert Beek was de jongste van de mannen die zich aan boord van het ‘vluchtschip’ hadden bevonden. Hij was bevriend met Simon van Wieringen en opnieuw wordt hiermee een raakvlak tussen de verschillende betrokkenen duidelijk. Mevrouw Gezang-Kapper die de oorlog overleefde verklaarde nadien dat haar zoon in april 1942 naar Buchenwald moet zijn getransporteerd. Volgens de opgave van het Rode Kruis is David daarna in het Duitse concentratiekamp Grosz Rosen overleden(10). Vervolgens loopt in haar getuigenverklaring de lijn door richting Groen want zoals eerder is gebleken was de tweede echtgenoot van mevrouw Gezang-Kapper de zich achter de alias Groen verschuilende Jacob Cohen(11). Deze was van beroep makelaar. Hij was intussen gescheiden van mevrouw Gezang-Kapper maar met zijn stiefzoon Albert had hij blijkbaar contact gehouden. Albert Beek heeft hem daarbij over zijn aanstaande vluchtplan verteld. Cohen raakte zelf ook geïnteresseerd en onderzocht het vluchtplan van zijn stiefzoon en de andere betrokkenen. Hij ging daarom een gesprek aan met De Jong en Storm. Het gesprek met deze twee heeft plaatsgevonden op het adres Nachtegaalplein 16 in Den Haag, Op dit adres was Jacob Cohen, die eveneens van joodsen bloede was, ondergedoken. Op 13 Januari 1942 werd hij op zijn onderduikadres opgehaald door de S.D.-handlangers Slagter en Poos. Dit werd een dag later telefonisch aan mevrouw Gezang-Kapper meegedeeld door de heer Graafland, de hoofdbewoner van het huis waarin Jacob Cohen was ondergedoken.
Cohens arrestatie
Mevrouw Gezang-Kapper heeft na de oorlog verklaard dat haar ex-man was ondergedoken op het adres Nachtegaalplein 16. Daar woonde op dat moment het echtpaar F.D. Graafland-Withagen. Zij hadden Jacob Cohen op 22 december 1941 als onderduiker illegaal huisvesting aangeboden. Naar het zich laat aanzien heeft Jacob Cohen inderdaad de intentie gehad om met de anderen mee te gaan naar Engeland. Maar vermoedelijk is hij door de opgedane indruk van de twee hem bezoekende mannen –De Jong en Storm – argwanend geworden. Hij heeft althans afgezien van de vluchtpoging maar heeft er zijn stiefzoon niet van kunnen weerhouden, zijn voorbeeld te volgen. Mevrouw Graafland verklaarde later dat haar man de zaak niet had vertrouwd; hij had dit gezegd tegen Cohen(12). Die had naar buiten toe steeds de naam Groen gehanteerd en als zodanig moet hij aan De Jong en Storm, en later aan Slagter en Poos, bekend zijn geweest. Intussen had het echtpaar Graafland bij Cohen aangedrongen om bij hen te vertrekken. Maar deze had zo gauw niets anders kunnen vinden. De rest laat zich raden. De Jong en Storm kenden nu het adres van de Cohen en het kostte hen niet veel moeite, Cohens naam aan de Documentatiedienst door te geven en tevens diens onderduikadres te noemen. De verklaring van mevrouw Graafland spreekt voor zich. Op 13 Januari 1942, op dinsdagochtend om ongeveer 10.00 uur, werd aan hun deur gebeld. Menende dat het om de melkboer ging deed ze de deur open. Ze stond echter oog in oog met twee heren die zeiden, rechercheurs te zijn. Het betrof Slagter en Poos. Zij drongen naar binnen waarbij zij in de hal Jacob Cohen tegen het lijf liepen. Zij zeiden tegen hem: “U bent zeker de heer Groen?” Mevrouw Graafland zag dat de twee mannen na korte tijd in het gezelschap van Jacob Cohen haar woning verlieten. Zij noch haar man hebben Cohen ooit teruggezien. Diens afwezigheid op het ‘vluchtschip’ moet de andere ‘vluchters’ niet zijn opgevallen. Dat valt op te maken uit een verklaring van Jan de Brabander. Hij heeft namelijk bij het opsommen van de namen van de ‘vluchters’ Jacob Cohen – zij het onder de alias Groen – wél genoemd als zijnde aanwezig op hun schip(13). Het meest voor hand liggend is de veronderstelling dat men Philip Beek voor Jacob Cohen, alias Groen, heeft aangezien. Men kwam namelijk druppelsgewijs op het schip aan, het was in het vooronder donker en om veiligheidsredenen zal men nauwelijks tot niet met elkaar hebben gecommuniceerd.
Hardnekkige leugens
De Jong hield intussen zijn rol vol ondanks de nachtelijke arrestatie die inmiddels had plaatsgevonden. Dat blijkt uit een verklaring van Leo Fonteijns verloofde, Maria van der Veer. Zij gaf aan dat kort voor het tijdstip waarop de twaalf mannen werden gearresteerd, de verraders De Jong en Storm in de Stevinstraat waren langs gekomen om te zeggen dat alles goed was verlopen(14). Op maandagochtend 5 januari belde De Jong al om 07.30 uur mevrouw Van Wieringen op om haar te zeggen dat men niet zou uitvaren omdat het stormde. Er was inderdaad veel wind op dat tijdstip. De troost van De Jong aan mevrouw Van Wieringen was echter dat de mannen ‘een rustige nacht aan boord hadden doorgebracht’. Aanvullend vroeg hij of mevrouw Van Wieringen brood wilde klaarmaken voor de mannen op het schip; zij voldeed graag aan De Jongs verzoek. Hij had op die dag ruimschoots de tijd om bij mevrouw Van Wieringen langs te gaan voor het afhalen van het brood. Zowel De Jong als Storm hadden op de maandag, volgend op de nacht van de arrestatie, vrijaf gekregen. Zij hadden Slagter gevraagd, dit met hun werkgever te willen regelen. Op de dag die daarop volgde, op dinsdag 6 januari, belde De Jong opnieuw om 07.30 uur naar mevrouw Van Wieringen en nu met de mededeling dat alle twaalf personen het goed maakten en dat zij die morgen uit zouden varen(15).
Een biertje bij de ‘IJsbeer’
Dirk Storm gaf in een van zijn na-oorlogse verklaringen aan dat zij, nadat ze alle mannen aan boord hadden gebracht, naar het Scheveningse café ‘De IJsbeer’ in de Keizerstraat waren gegaan om daar een glas bier te drinken. Voordien had De Jong aan boord van het ‘vluchtschip’ een envelop met geld van Van Wieringen in ontvangst genomen. Het zou naar Storm verklaarde zijn gegaan om een inhoud van f. 4.000.- of f. 5.000.-. De Jong had de envelop vervolgens meteen ongeopend doorgegeven aan de niet zichtbaar in de nabijheid van het schip staande Slagter. Deze ging daarna weg, hierbij opmerkend dat hij later op de avond zou terugkeren naar de haven. Ook De Jong en Storm kwamen na hun late avondbezoek aan mevrouw Van Wieringen die zondagnacht opnieuw terug naar de haven. Daar wachtten zij op gepaste afstand de komende ontwikkelingen verder af. Ongeveer een kwartier nadien arriveerden twee Duitse vrachtwagens en een personenauto. In de vrachtwagen bevonden zich – de aantallen variëren per getuige – tussen de 20 en 30 politiemensen. Daarvan is verder, opnieuw wisselend, verklaard dat het om Duitsers, dan wel om Nederlanders, dan wel om Duitsers en Nederlanders ging. Slagter en Poos waren de inzittenden van de personenauto. Storm heeft in zijn verklaring het verdere verloop van de gebeurtenissen aangegeven(16). De Jong en hij zijn naar Storms zeggen aan de andere zijde van het gebouw van de Visafslag gaan staan, maar wel zodanig dat zij konden waarnemen wat aan boord van het ‘vluchtschip’ ging gebeuren. Dat gebeuren was goed zichtbaar aangezien het arrestatieteam was voorzien van lantaarns. Aan hen was namelijk meegedeeld dat enkele mannen aan boord van het schip vermoedelijk waren bewapend. Het arrestatieteam ging vervolgens aan boord van het schip. Kort hierna zagen De Jong en Storm dat de op het schip aanwezige mannen aan de wal werden gebracht en in de vrachtwagens werden geduwd. De bagage ging eveneens daarin. De wagens vertrokken waarna De Jong en Storm zich aansloten bij Slagter en Poos. In hun auto reden zij mee naar de strafgevangenis aan de Van Alkemadelaan. Daar waren de aspirant-vluchters – door Storm consequent als ‘joden’ omschreven – inmiddels aangekomen. De Jong en Storm hebben buiten de gevangenis in de auto gewacht terwijl Slagter en Poos het complex waren binnengegaan. Hun aanwezigheid daar nam ongeveer 30 minuten in beslag. Toen zij terugkwamen kregen De Jong en Storm ieder een pakje sigaretten. Slagter en Poos brachten de twee mannen vervolgens met de auto thuis(17). Noten ________________________ 1 N.A. Inv.nr. 89691. (CABR). Dossier 10869. Getuigenverklaring E. Plugge 2 N.A. Inv.nr. 89691. (CABR). Dossier 10869. Getuigenverklaring J.J. Pronk. 3 N.A. Inv.nr. 89691. (CABR). Dossier 10869. Tweede gedeelte (Vervolg P.V.). Verhoor M. Slagter. 4 N.A. Inv.nr. 71040. (CABR). Omslag P.V., genumm. 10869. Getuigenverklaring C. Graafland-Withagen. 5 N.A. Inv.nr. 71040. (CABR). Omslag P.V., genumm. 10869. Getuigenverklaring R. Fonteijn-van Wieringen. 6 N.A. Inv.nr. 89691. (CABR). Dossier 10869. Getuigenverklaring J.M.H. de Brabander. 7 Zie onder noot 5. 8 N.A. Inv.nr. 71040. (CABR). Verklaring J.M.H. De Brabander, gevoegd bij vonnis De Jong nr. 4042. 9 Albert Beek, geboren 26.04.1922 te Amsterdam. 10 N.A. Inv.nr. 71040. (CABR). Omslag P.V., genumm. 10869. Getuigenverklaring R. Gezang-Kapper. 11 Jacob Cohen, geboren 28.05.1895 te Velp. 12 Zie onder noot 4. 13 Zie onder noot 6. 14 N.A. Inv.nr. 89691. (CABR). Dossier 10869. Getuigenverklaring M. van der Veer. 15 N.A. Inv.nr. 89691. (CABR). Dossier 10869. Getuigenverklaring L.A. Breslau. 16 N.A. Inv.nr. 89691. (CABR). Dossier 10869. Verhoor D. Storm. 17 Zie onder noot 16.
© Piet Spaans 2011 historisch publicist en auteur Den Haag Holland http://nl.wikipedia.org/wiki/Piet_Spaans
<< Vorige Volgende >>
...home Geplaatst op 16-04-2012 en 1848 keer gelezen Like dit 994 Liked