De Bloedpoort deel 5
Opgang voor de een, neergang van de ander
We maken een sprong in de tijd en belanden daarmee in de twintiger jaren van de vorige eeuw. Er was na 1900 veel gebeurd in Scheveningen. De sanering van de oude buurtjes had weliswaar eerst gaten geslagen in het hart van het kustdorp maar had vervolgens geresulteerd in ruimere straten met enerzijds eenvoudige, maar anderzijds verantwoorde, propere woningen.
Er hadden zich zichtbare veranderingen voorgedaan; bepaalde delen van het oude dorp waren eerst volledig met de grond gelijk gemaakt. De meeste hofjes, slopjes of poorten waren neergehaald en de eerste afspiegelingen van een werkelijk sociale woningbouw hadden hun plaats ingenomen. Scheveningse gezinnen maakten kennis met huizen die meerdere kamers telden, die over een gang of een portaaltje beschikten en daarnaast over een keukentje en een inpandig toilet. Een flink deel van deze woningen trof men aan in het toen zojuist ontwikkelde Duindorp, een ander deel vond men terug in die gesaneerde oude dorpskern.
Ruchtbaarheid
Al in 1894 werd door een niet-gemeentelijke commissie een onderzoek ingesteld naar en vervolgens ruchtbaarheid gegeven aan de woonomstandigheden van de doorsnee Scheveningse bevolking. Deze commissie merkte op dat de vele hofjeshuizen zeer dicht op elkaar waren gebouwd en ze constateerde verder:
‘… de grond tusschen de straten is met uitzondering van enkele grote werven overal benut (voor woningbouw door huisjesmelkers: auteur) en men kan in het doolhof van poortjes haast den weg niet meer vinden.’
De bewuste commissie laakte vervolgens de omvang van de hofjeswoninkjes, hekelde de slechte sanitaire omstandigheden in de vorm van tonnen die als w.c. moesten dienen en benadrukte de in het algemeen treurige toestand van het riolenstelsel. Tussen 1904 en 1906 werd een gemeentelijke commissie benoemd die een diepgaand onderzoek verrichtte. Na haar rapportage aan de Haagse raad en na vele raadsvergaderingen volgden tenslotte een sanering en een nieuwbouw binnen het dorpshart.
Tweedeling
Veel dorpelingen waren uit hun oude buurtjes vertrokken; zij hadden na de afbraak ervan hun heil gezocht in intussen voorhanden zijnde nieuwe woningen. In de oude, nog resterende hofjes en slopjes bleven slechts sociaal en financieel zwakkere gezinnen en oude, onbemiddelde alleenstaanden over. Hierbij valt te denken aan ongehuwden en aan weduwen en weduwnaars. Die hadden de stap naar de nieuwbouw niet willen, maar vooral niet kúnnen, maken. Een hogere huur was voor hen niet betaalbaar en een nieuwe woning die vroeg om een uitbreiding van haar inrichting financieel niet haalbaar. Kort samengevat: was er geen dwang om te verhuizen dan bleef men zitten waar men zat. Hierdoor kwam een natuurlijke selectie tot stand waarbij de sociaal zwakkeren van het dorp op een kluitje bij elkaar belandden en als het ware geïsoleerd werden van de overige dorpsgenoten.
Overgeslagen
Het is opmerkelijk dat twee zeer oude hofjes of slopjes al in 1892 publicitair in beeld kwamen. Er verscheen een rapportage over met name de ‘Bloedpoort’ en de ‘Grot’. Het laatstgenoemde was een slopje dat grensde aan de achterzijde van de ‘Bloedpoort’. Het had zijn ingang aan de Heemraadstraat. (Die liep toen nog door tot in de Marcelisstraat en raakte deze ongeveer ter hoogte van de Werfstraat.) De aanleiding van de eerdergenoemde rapportage was een zojuist gepasseerde epidemie van vlektyfus. Het betrof een zeer ernstige en besmettelijke ziekte die in het laatst van 1891 plaatselijk had geheerst. Het rapport beschreef de abominabele toestand van de slopjes en hun woninkjes, het gebrek aan frisse lucht en het totale gebrek aan hygiëne. Men dronk daar nog water uit een pomp en beschikte slechts over een gezamenlijk blok met toiletten. Het ging om houten hokjes met daarin een zitting waaronder een ton was geplaatst. De tonnen werd bij tijd en wijle door de gemeente geleegd. Maar ondanks de rapportage, ondanks de bekendheid met het bestaan van deze hofjes, ging de sanering daaraan voorbij.
Te kostbaar
Uit gemeentelijke verslagen kan men tussen de regels door lezen dat de bewuste hofjes destijds voor haar een zorgwekkend probleem vormden. De eerdere eigenaar van de ‘Bloedpoort’, de mandenmaker J. van der Werf, had inmiddels het gehele hofje verkocht aan H.G. Weber. Deze was winkelier in de Keizerstraat met aldaar een winkelpand met bovenwoning; hij was nu óók de eigenaar geworden van de ‘Bloedpoort’ die achter zijn winkelpand lag. Hij wilde het hofje wel aan de gemeente kwijt; maar deze vond het geoffreerde als aankoop te duur. Intussen was er veel gesaneerd, maar hier bleef alles bij het oude. En Weber, de nieuwe eigenaar van de ‘Bloedpoort’, bleek zijn hand te gaan overspelen...
© Piet Spaans 2014
historisch publicist en auteur
Den Haag Holland
http://nl.wikipedia.org/wiki/Piet_Spaans
<< Vorige
Volgende >>
...home
Geplaatst op 09-06-2014 en 2304 keer gelezen
Like dit 1041 Liked