’Tachtigers van Scheveningen’ deel 2
1. Een oude visser
Het is september 1980. Hij staat al op de uitkijk wanneer ik op de Duinweg aan kom lopen. Want tijd is tijd bij oude mensen en ik hoor de klok van een kerk net zeven uur slaan. Hij zwaait al naar me. ‘Kom binne, kom binne!’, klinkt de stem van Kees wanneer ik voor de deur van zijn bejaardenflatje in Duinrust sta. Kees, Cornelis Westerduin voluit, zoon van Cornelis Westerduin en Elisabeth den Dulk en geboren op 18 oktober 1889, lang, heel lang geleden.
Wat was dat voor een jaar, 1889, toen bijna een eeuw geleden? Veel weten we er niet van, het was één jaar voor het overlijden van de toen regerende vorst Koning Willem III, in ons voormalig Nederlands-Indië woedden de Atjeh-oorlogen volop en Scheveningen had nog geen haven, de schuiten lagen nog op het strand en de Jacob Pronkstraat heette nog de Torenstraat. Inderdaad, heel lang geleden!
Ongebroken geest
Hij is dus oud, Kees Westerduin en lichamelijk heeft hij dat gemerkt. Zijn hart is niet zo best meer en hij loopt slecht maar zijn geest is ongebroken en als hij vertelt, priemen zijn scherpe oogjes zich aan je vast. In mijn ogen is hij een bijzonder mens, want hij schildert en hij borduurt nog! Stel U voor, op zo’n leeftijd en dan nog creatief bezig zijn, nog vreugde scheppen in datgene, wat je geest en je handen voortbrengen! Ik kom hierop nog terug.
Hij komt, hoe was dat anders in Scheveningen, uit een groot gezin, negen kinderen waarvan hij de zesde was in getal. Geboren op de Drogersdijk in een klein huisje met een voorkamertje, een achterkamertje waarin ook werd gekookt en een zolder, waar de kinderen sliepen. Hij ging vroeg naar zee, wat heet vroeg: hij was helemaal negen jaar toen hij zijn jeugd achter zich liet en nog zo klein, dat hij op een omgekeerde houten emmer moest staan om over de reling van het schip te kijken. Hij zag dan ook niet meer dan het schip, een klein wereldje, dat wel, maar een keihard wereldje.
Kinderwet van Van Houten
Op dat moment, in zijn negende jaar, in 1898, was de Kinderwet van Van Houten, bevattende een arbeidsverbod voor kinderen onder de twaalf jaar, bijna 25 jaar oud.‘Ik was negen jaar toen ik naar zee ging met de zeillogger en mijn broer Klaas was de schipper. De afhouwer was niet komen opdagen maar mijn broer zei: “We gaan toch uit, dan halen we de Bolle”, ‘dat was ik, ik was de dikste en de kleinste en ik was met mijn vriendjes aan het spelen toen ze me kwamen halen.’ “Joh, pak je goed, je gaat met je broer mee”. ‘M’n spullen werden gepakt en daar ging ik.’
Op straat hoor ik de stemmen van kinderen, negen jaar misschien en spelend met vriendjes. Jarenlang zullen zij zich nog, goed verzorgd en gespaard voor de harde wereld, koesteren in de liefde van hun ouders en de welvaart van onze tijd.‘Maar hoe vond je dat nou om als jongetje van negen jaar naar zee te gaan?’ ‘Nou fijn want dan hoefde je niet naar school. Ik was helemaal niet zeeziek en ik hoefde op zee helemaal niet te braken want ik had een grote pruim achter m’n kiezen.’
Verse pruim
Al pratend schuift hij een verse tabakspruim zijn mond in. ’Wat, toen je zo jong was al?’ ‘Ja, met negen jaar ging ik al pruimen. En ik was nog zo klein dat ik op een puts moest staan om over de verschansing te kijken. Ik was afhouwer en bij het halen van de vleet moest ik achter het donkje zitten en dan viel je als kind wel eens in slaap en dan kreeg je een schop, van een matroos of van de stuurman als hij vrij was.’ – Bij het binnenhalen van de vleet,’s nachts om ongeveer één uur, zat zo’n afhouwer achter een verticaal staand spil waarlangs de reep (een zware lijn waaraan een vleet verticaal, als een gordijn, afhing in zee: auteur) werd binnengetrokken. Wanneer een afhouwer in slaap viel lag de reep stil, wat het binnenhalen van de netten verstoorde, iets dat direct door de anderen werd gemerkt –
Eten aan dek
Een flinke schop bleek dan de meest opvoedende waarde. ‘Op de dag om vijf uur was de vleet overboord maar dan ging je niet in je kooi want de jongens mochten niet eerder naar beneden dan ’s avonds na het eten dus moest je in weer en wind aan dek blijven om uit te kijken. We kregen het eten boven, op het dek, wind of regen, je kreeg je eten boven, met z’n vijven, de afhouwer, de reepschieter, de jongste en de twee oudsten en allemaal moesten we uit één schaal eten. Erwten, bonen, de ene dag aardappelen met erwten, de andere dag aardappelen met bonen, met vinkjes want het spek werd minder, je was soms dertien weken op zee.’’En ’s avonds rijst met gebakken haring en dan had je een ton bier achter op het dek staan, nou en dat ging dan door de rijst. Als je nou als jongen aan dek moest blijven en het schipvolk ging te kooi dan ging je stiekem naar de bierton achterop, je trok je klomp uit, klomp onder de kraan, heel voorzichtig dat de schipper het niet hoorde (Het verblijf van een schipper was in het achterschip: auteur) en dan “Hier jonges, drinke!’”‘Maar wanneer je zulke lange reizen maakte, hoe was het dan met het water?’ ’Nou, het water zat in tonnen en op het laatst kon je het slijm er met je handen afscheppen. Je zette een gloeiende pook in de ketel met water om de stank ervan weg te krijgen. Maar als je snert at dan proefde je niks, dan zag je wel zo ’t een en ander in de snert drijven maar dan at je maar lekker door want als je als jongen honger hebt dan eet je wel. De boter zat in tonnetjes en dat ging op den duur schimmelen; dat roerden ze dan door en dan zag je er allerlei kleuren in.’
Vrouw luistert mee
Hij zit nu ontspannen, af en toe zijn pruimpje verschuivend en opgaand in z’n verhalen. Zijn vrouw, nu 84 jaar, luistert mee en vult soms aan. Ze zijn al zo lang getrouwd, ze kennen elkaars verhalen en ze hebben het elkaar zo vaak verteld allemaal, al die herinneringen aan die harde jaren, want hard waren ze, en bitter soms. Ze vertelt over haar moeder die bericht kreeg dat haar man die met zijn schip al dertien weken weg was, met zijn bemanning en zijn schip was gebleven. Vier dagen later kwam het bericht dat het schip was aangekomen in Maassluis. Scheveningen liep uit toen de doodgewaanden aankwamen
‘Je hebt ook nog de tijd meegemaakt van de bommen op het strand?’ Ja, als de bommen naar zee moesten, werden er planken van het strand naar de zee gelegd vanaf de plek waar de schuit stond. Onder de schuit werden ronde palen gelegd en met zes of negen paarden werd de schuit rollend naar de zee getrokken.’ – De bomschuit was een oud model vissersschip met een platte bodem en nog uitgerust met zeilen. – Kees weet nog het roepen van de voerlui tegen de paarden: ‘’Haele, haele, haele, hóóóóó!’
Hozen
‘En als de schuit vlak bij de zee was gingen twee mensen met ‘hozen’ (waterdicht pak dat aan de nek sloot: auteur) aan de zee in met allebei een lijn met een anker. Als de vloed kwam dan trok de schuit zichzelf door lieren aan de ankerlijnen de zee in. Als de schuit uit zee terugkwam werd eerst de lijn aan wal gebracht door een man op een paard, ‘de lijnhaalder’, die de zee in reed tot aan de schuit. Dan haalde hij, op het paard, de stuurman naar de wal waar de reder en de vrouwen al wachtten. Dan kwamen de voerlui met een wagen en drie paarden langszij in zee voor het lossen van de haring. Was de haring vers, dan werd ze los in de wagen geschept en op het strand verkocht. En dan waren er nog de armen en die kregen ook een ‘zootje’. De vrouwen hielden dan hun schort op en dan kregen ze wat haring om te verkopen.'
‘Het deel der armen’
Zijn vrouw wijst op een schilderij dat in de kamer hangt. Het stelt voor ‘Het deel der armen’ en het onderschrijft Kees’ verhaal van zojuist. Bommen op het strand, mannen er omheen en een vrouw met een opgehouden schort. Hij vertelt verder, rustig, monotoon bijna, zonder stemverheffing. De tijd heeft de felheid uit zijn stem doen wijken. Hij vertelt afstandelijk, als een toeschouwer van zijn eigen leven. Want fel was hij vroeger, Kees Westerduin en zeker niet bang. Hij was geen held, het was geen tijd van helden, slechts van mensen die moesten vechten om te overleven binnen een hard bestaan.
Ooit stond hij oog in oog met de roemruchte Colijn. Het was in de twintiger jaren van de twintigste eeuw en er was een conflict over het loon van de vissers. Kees zei: ’Ik ga naar de minister’. Hij ging met enkele anderen naar het huis van de minister en vroeg hem te spreken. Het dienstmeisje wilde hen niet toelaten, want de minister was in bespreking. Ze gaven geen krimp en werden toegelaten in een kamer, waar vier heren in bespreking zaten. Kees vroeg: ’Wie is hier de minister van het geld?’ ’Dat ben ik’, zei één van de heren en stond op. ‘Dan moet ik U hebben.’
Ter verantwoording
Hij stond toen voor minister Colijn en kon zijn klachten uiten. Zij werden later ter verantwoording op het kantoor geroepen, maar het had toch resultaat. Hij vertelt over een storm, waarbij een val van het grootzeil was gebroken. De klimmer, de man die voor f 1,50 per reis naar boven moest klimmen in geval van nood, durfde niet. Toen ging Kees vier maal de mast in en vier keer terug bij een kokende zee en dit dan om een nieuwe val door de blokken te halen. Hij moest zich aan de mast binden om te kunnen werken. Op een latere reis bij slecht weer kregen ze een hoge zee en werd hij ruggelings tegen een lierijzer geslagen. Het ijzer drong als een spiets in zijn rug.
Anderen moesten hem er vanaf trekken. Het schip was van een klein eigenaartje en de zalfdoos – de medicijnkist – was slecht gevuld. Provisorisch werd de grote wond verbonden, daarna moest hij meteen weer werken want het vaartuig was onderbemand. De wond ging zweren en hij werd door de ‘Dolfijn’, een politieschip, overgenomen. De dokter van de ‘Dolfijn’ vloekte: uit de wond kwamen een stukje oliegoed, een stukje trui en een stukje baaien ondergoed. Twee en twintig weken lag hij ziek, zonder een uitkering. Daarna heeft hij nog tien jaar gevaren op een’stoomfiets’, een vissersschip, aangedreven door stoom. Toen ging hij aan de wal werken.
Visser-kunstenaar
We praten nu over zijn liefhebberij. Hij schildert, vissersschepen meestal en vol in zeil. Ik vraag hem of hij gelukkig is wanneer hij schildert. ‘Ja, als ik bezig ben dan komt ’t scheepje naar me toe varen, ja, het is fijn.’ Zijn stijl is primitief: bijna als van een kind. Men zou het kunnen vergelijken met de primitieven, de schilderijen van Grandma Moses bijvoorbeeld. Simpel, maar oprecht in verf weergegeven dat gevoel dat herleeft wanneer Kees’ penseel vorm gaat geven aan gedachten, aan herinneringen. Geen meesterstukken misschien, maar eerlijk gepenseeld werk door een man, die nú zijn afgebroken jeugd inhaalt door, zoals kinderen dat doen, echt en zonder franje weer te geven wat ze in hun verbeelding zien.
Het gaat ook niet om wát hij schildert maar dát hij schildert. Hoe weinigen zullen er zijn die op zo’n hoge leeftijd nog de vitaliteit hebben om hun gevoelens zó weer te geven. Moch u ooit, waar dan ook, een schilderijtje van Kees Westerduin bemachtigen, weest er dan zuinig op. Ooit zult u er trots op zijn dat een oude Scheveninger op zijn eigen wijze een bijdrage leverde aan het cultureel bezit van Scheveningen. Hij borduurt ook, sterker nog, hij ontwerpt zélf de patronen. ‘Ja, die maak ik zelf, die teken ik op gaas en dan ga ik borduren.’ Ik vraag u, is dat niet verbazend? Ik moet van hem even naar buiten lopen, naar de auto van een verzorgster van het huis.
Kussen in de auto
Achterin de auto ligt een kussen, door Kees geborduurd volgens eigen ontwerp. Ik zie een zee met scheepjes, de lucht met witte wolken en meeuwen, door het beeld heenvliegend. Verbazend en uniek dat oude handen zulks voortbrachten. Hij is nu bezig aan een tafereel, voorstellend de wijzen uit het oosten. En ook dit weer naar eigen ontwerp. Een verzorgster komt nu binnen. Het is negen uur in de avond en ik moet dus afscheid nemen.
Afscheid van een echtpaar dat in de avond van zijn leven gelukkig is met het leven dat zij mogen leiden, hier, aangekomen in de rust van Duinrust. Afscheid van een zogenaamde gewone Scheveninger, maar dan wel een buitengewone Scheveninger. Afscheid van Kees Westerduin, een oude visser die, schilderend en bordurend, terugkeerde naar zijn vroeg verloren jeugd. Zij kenden geen kinderzegen maar voelen zich met elkaar kinderlijk gelukkig.
© Piet Spaans
historisch publicist en auteur
Scheveningen 1980-Den Haag 2015/16
<< Vorige
Volgende >>
...home
Geplaatst op 26-11-2015 en 1939 keer gelezen
Like dit 1019 Liked