Kind in de Tweede Wereldoorlog deel 15
Het komt wat vreemd over maar tóch was het waar: wij waren medewerkertjes geworden van de plaatselijke Luchtbeschermingsdienst (LBD). We zijn er vermoedelijk ingerold omdat onze vriendjes Wim en Bennie Vrieze – de ‘Beertjes’ – in de Plantsoenstraat boven een kleuterspeelzaal woonden. Dit lokaal, op de parterre, werd destijds gebruikt als wachtlokaal voor de LBD. We waren toch al vaak bij de ‘Beertjes’ omdat het zo’n gastvrij gezin was. Die Dienst Luchtbescherming deed destijds een beroep op jongeren. Die moesten in geval van nood met spoed, maar wél te voet, LBD’ers waarschuwen voor hun inzet in getroffen gebieden.
Geen telefoonverkeer
Het telefoonverkeer was vrijwel onmogelijk geworden door het weinig tot niet functioneren van de centrale. LBD-hulpverleners konden daarom alléén worden bereikt door de genoemde boodschappers, wij dus. Het is wat vreemd dat men jongens daarvoor aannam en het wekt verbazing dat onze ouders dat blijkbaar hebben goedgevonden. Wij droegen tijdens wachtdiensten – in de ruimte gelijkvloers onder de etage van de ‘Beertjes’ – een officiёle band om de arm met daarop de letters LBD. Al zeer weldra zou blijken dat de werkelijkheid een totaal andere was.
Zij de stad in, wij de stad uit… Rudy en ik hadden die middag van 21 maart 1945 onze dienst in de LBD-ruimte erop zitten. We gingen zoals gebruikelijk naar Rudy’s huis, even buiten het stadshart. We kwamen Gerrit en Bennie Aalderink – de ’Bukkems’ – speelkameraadjes vanuit de buurt waar ik woonde – tegen. De broertjes gingen het stadshart in dat wij net verlieten. Het was voortdurend onrustig in de regio. Eerder zagen wij vanuit ons ‘Kraaiennest’, hoog in een boom in Rudy’s tuin, bombardementen plaatshebben op steden over de Duitse grens. Maar ze waren intussen angstaanjagend dichtbij gekomen.
Al op 19 maart 1945 was Doetinchem door geallieerde bommenwerpers aangevallen. Dat was echter een vergissing, zo dacht men. Het was nu 21 maart, en intussen rond vijven in de namiddag. Wij besloten even een bezoekje te brengen aan de Duitsers naast Rudy’s huis. We troffen in de achtertuin één hunner. Boven ons hoofd vlogen, zoals dit dagelijks plaatsvond, talrijke formaties geallieerde bommenwerpers. Het ronken ervan was een bekend geluid geworden en dat Duitsland hun einddoel zou zijn, leek vanzelfsprekend: alhoewel…
Doetinchem zwaar getroffen
Samen met de Duitser keken wij ernaar omdat het indrukwekkend bleef. Tot enkele toestellen zich uit hun formatie losmaakten en afzwenkten. Wij volgden ze met de ogen. Kort daaropvolgend werd een hard, onbekend, ratelend geluid – zoiets als wanneer een schip zijn zware ankerketting laat vieren – hoorbaar. De Duitser reageerde explosief, greep ons beet, sleurde ons door de tuin naar een schuttersputje en slingerde ons daarin. Zware ontploffingen en hevige dreunen: de aarde schudde op haar grondvesten. Wat een kinderlijke onderschatting: want dít was de échte oorlog! Alles tot dan toe was, terugkijkend, jeugdige naïviteit en een spannend jongensboek geweest.
Verstijfd van angst knielden Rudy en ik samengeperst in het schuttersputje. We waagden het, na lang afwachten, even te kijken. Had het bombardement ons weliswaar niet bereikt, de gewaarwording was evenzogoed allesoverweldigend. Onze verbijstering na de bomaanval gold vooral een heel korte en totale stilte die volgde. Meteen erna, een veelheid van geluiden van explosies, instortende gebouwen en schreeuwende mensen. Onderscheid was niet meer mogelijk. Stank, klank, rookwolken: beelden van een inferno dat ooit als stadshart had gefungeerd.
Waarom bombardementen?
Waarom Doetinchem? Een serieuze bron meldt dat per begin maart 1945 door de geallieerden een bepaald gebied zou worden aangevallen om vervolgens te worden veroverd. Het betrof een gebied westelijk van de Rijn. Het werd begrensd door de – óók ten westen van de Rijn liggende – Duitse steden Duisburg, Bottrop en Dorsten en het Nederlandse Aalten, Doetinchem en Pannerden. Vanaf een bruggenhoofd bij de Rijn zouden de geallieerden oprukken. De in en rond Doetinchem aangelegde loopgraven, beschermingswallen en schuttersputten geven er blijk van dat de Duitsers die aanval verwachtten, vandaar de aangelegde starre verdedigingslinie. Daarnaast weegt zwaar dat Doetinchem, naast het grote bombardement van 21 maart, al eerder op 19 en vervolgens later - op 23 maart - werd gebombardeerd: mijns inziens nauwelijks toevallig.
Opnieuw een tas
Na afloop van het bombardement snelde ik huiswaarts zodat mijn ouders wisten dat mij niets was overkomen. Maar toen geschiedde een herhaling van een eerder gebeuren: wéér een ‘tassenincident’. Op een der hoeken van de Thorbeckestraat (nu Wilhelminastraat) stond – met een aktetas naast zich – een eenzame Duitse officier. Hij wachtte duidelijk op vervoer.Een aanstormende motor met zijspan stopte. De officier wurmde zich gehaast in het bakje waarna de motor snel optrok en uit het zicht verdween. Maar hé, daar stond nog de aktetas! Ondanks het zojuist meegemaakte bombardement wou ik –sufkop die ik was! – snel die tas meepikken. Maar, als uit een totaal niets opgedoken, stopte naast mij een fietser die blijkbaar óók die tas had waargenomen. Hij griste hem voor mijn neus weg en verdween razendsnel, mij totaal verbouwereerd achterlatend.
© Piet Spaans Den Haag 2018
Historisch publicist en auteur
<< Vorige
Volgende >>
...home
Geplaatst op 30-03-2018 en 1689 keer gelezen
Like dit 728 Liked