Kind in de Tweede Wereldoorlog deel 16
Het betrof 29 maart 1945, de eerste christelijke gedenkdag van het jaar, de Witte Donderdag. De bombardementen van 19, 21 en 23 maart hadden paniek gezaaid omdat niemand een verband leek te kunnen leggen tussen de bombardementen en een aanstaande bevrijding. Wél toonden de voorbijtrekkende Duitse eenheden het beeld van een verslagen leger. Niet de arrogante, strijdbare manschappen van weleer maar schijnbaar oude mannen die de aanrollende nederlaag al hadden aanvaard.
In de schuilkelder
Alle huiskelders waren inmiddels voorzien van dikke houten palen, verticaal opgesteld en dienend als dragers. Ze ondersteunden daarmee de horizontaal daarop gelegde balken die waren aangebracht over de lengte van de kelder. Ze droegen daarmee het kelderplafond. Het intussen kinderrijke gezin Bulten had voor ons geen schuilplaats. Naaste buren boden ons deze. Wij verbleven op Goede Vrijdag met 11 personen in hun kelder. Sprekender beelden – van 70 jaar terug – ontbreken mij, op één na.
Het betrof Marie van der Waal en haar onverwachte ontmoeting met een in gevechtshouding opgestelde Duitse soldaat. We verbleven in de kelder maar een sanitaire aandrang kon alleen worden afgedaan door een bezoek aan de wc. Daarvoor moest je wél de keldertrap op naar boven. Marie glipte ná zo’n bezoek even nieuwsgierig via de keukendeur naar de achtertuin. Ze liep naar de schuur in die achtertuin om stiekem om het hoekje te gluren. Het werd een onverwachte – oog in oog – confrontatie met de achter die schuur staande Duitse soldaat met zijn wapen vuurklaar. De geschrokken kelderbewoonster liet de geschokte soldaat versteend achter en was in recordtijd weer in de kelder. Want ze waren er dus nog!
Bevrijd
De Eerste Paasdag,1 april, is mij bijgebleven omdat wij – nog bivakkerend bij de buren – vanuit hun voorkamer de eerste geallieerde eenheden met gevechtswagens in de verte over de akkers zagen verschijnen: daar waren ze! Omdat ons buurtje wat te beperkt was voor uitbundigheden trokken wij richting stad. Bij de villa van de burgemeester, bij de hoek Varsseveldscheweg-Thorbeckestraat (vóór, en na de oorlog opnieuw, Wilhelminastraat), stonden blijde mensen. Nieuw aangekomenen werden uitbundig begroet, handen geschud, geknuffeld en gekust. Maar plotseling klonk granaatvuur dat dichtbij insloeg. Het betrof artillerievuur van het nog terugvechtende Duitse leger vanuit een noordoostelijke richting.
Iedereen rende geschrokken naar huis of zocht dekking. Meerdere burgers werden daarbij gedood. Overigens lag gedurende de Tweede Paasdag op de Zuivelweg dichtbij de melkfabriek nog steeds het lichaam van een Duitse soldaat. Hij lag op zijn buik met zijn gezicht naar de grond. Zijn armen lagen opzij met zijn handpalmen open. In één handpalm lag vreemd genoeg een steentje. Niemand uit de omgeving had de moeite genomen, de dode tenminste respectvol af te dekken. De Duitse officier die ons eerder de kamer liet behouden waarin onze broer Jan lag opgebaard had het respect voor een dode in elk geval beter begrepen.
Indrukwekkend
Het schouwspel waarin een complete geallieerde genie-eenheid van bruggenbouwers de show stal was indrukwekkend. Een volle dag – en dit onafgebroken – trokken langs ons huis richting Duitsland diepladers, tanks, bussen, carriers, gevechtswagens, storm- en rubberboten, vuurmonden, kranen, baileybruggen in delen, tractoren, shovels, ambulances, hefvorktrucks en jeeps met MP’s. Wij zagen gedurende die dag ademloos en in totale verbijstering iets schijnbaar onbestaanbaars aan onze ogen ontrollen. Zoveel strijdmacht was ongekend: dit was de oorlog als spektakel!
Evenzó spectaculair was de parade van de Canadese eenheid ‘Fort Garry Horse’ die Doetinchem mede eerder had bevrijd. Ze was in mei teruggekeerd en legerde zich enige tijd in de stad. Die bewuste parade werd met name indrukwekkend door de vooropgaande militaire band, bestaande uit pijpers, tamboers en doedelzakspelers. Doedelzakken schenen ons buitenaards evenals de militair die de grote trom roerde met zijn tijgervel als voorschoot. Ik mocht bij de vriendelijke, kogelronde, legerschoenmaker Peter Cosey altijd binnenlopen. Bij diens vertrek kreeg ik ten afscheid van Peter het glanzende originele embleem dat de baretten van de eenheid ‘Fort Garry Horse’ sierde.
Jitterbug en a ‘cup of tea’
Wij, straatknullen, brulden hits als “Trees heeft een Canadees”, “Give me five minutes more” en “Don’t fence me in”. Want de komst van de bevrijders bood heel véél; zo organiseerde de plaatselijke zaaleigenaar Wildebeest in het weekend dansfeesten. Naar Canadezen snakkende meisjes liepen er te hoop. Immers, zij bleven hopeloos achter waar het ging om swing, sweet, jitterbug en de uitbundige ‘Hokey Pokey’. Weet u het nog: “You put your right hand in, you put your left hand out …”.
Wanneer onze vader geallieerde militairen langs zag wandelen rende hij naar buiten en riep in zijn beste (visserij-)Engels: “Hay soldiers, do you want a cup of tea?” Het werd traditioneel; dat leidde soms tot vriendschappen die grenzen overschreden. Een hunner bleek overigens opvallend geïnteresseerd in jongens. Vader had hem weldra door en zette de twijfelachtige bevrijder voortvarend buiten de deur en dus buiten de familiekring.
© Piet Spaans Den Haag 2018
Historisch publicist en auteur
<< Vorige
Volgende >>
...home
Geplaatst op 30-03-2018 en 1688 keer gelezen
Like dit 727 Liked