Verstoorde nachtrust in de Haagse Zeestraat deel 7
7. Over manden en ponden
In de Zijdse vissersdorpen van de Noordzeekust trof men in de 18de en in de 19de eeuw onder handarbeiders ook redelijk hoge aantallen mandenmakers aan. Het door hen te vervaardigen en vervaardigd product was voor de zeevisserij noodzakelijk.
Gevangen zeevis als schol, schar, tong, wijting en (kleine) pieterman met daarnaast, in de nazomer de vers aangevoerde, haring, werd in manden bewaard en vervoerd naar zeevismarkten die in grotere steden vrijwel altijd werden aangetroffen. In het vierde kwartier van de 19de eeuw telde men in Scheveningen zo’n twintig mandenmakers, zulks naar waarnemingen van de plaatselijke geschiedschrijver J.C. Vermaas. Manden waren eertijds onmisbaar voor stuurlieden die schuiten uitreedden, voor drogers die zeevis gedroogd in manden exporteerden evenals voor rokers die haring rookten tot bokking en deze voor export eveneens in manden verpakte. En niet te vergeten de negosianten die naar zeevismarkten trokken voor de verkoop van hun verse zeevis. Kortom, manden waren in voorgaande eeuwen onmisbaar bij bezigheden aangaande de zeevisserij en/of bij vis- en haring(groot)handelaren. Het te verwerken basismateriaal was griend, twijgen van wilgen die werden aangetroffen langs rivieren en dit aan de zomen van hun uiterwaarden.
Ze was taai, licht en boog mee, wat als toekomstig verpakkingsmateriaal voor bovengenoemde visproducten uitermate geschikt was. Zo werden bij de Rotterdam Loopers manden gebruikt die werden omschreven als witte bennen, Delftsche bennen en krielen. Inhoud en grootte ervan is niet als gegeven aangetroffen. In de nazomer werd dicht bij huis door schuiten op haring gevist. Deze werd los op het dek uitgestort waarna men huiswaarts voer. Op of bij het strand aangekomen werden de haringen door zogenaamde haringtellers stuk voor stuk opgeraapt en in een mand gedeponeerd. Zo’n teller meldde door een luide roep de honderdste van de in zijn mand gedeponeerde haring. Een controleur, aangeduid als een ‘onderhoofdman’ turfde van iedere teller steeds diens gemelde honderdtal. Naar zijn aantal honderden werd een teller gehonoreerd. De kopers ervan waren rokers; deze keurden de haring vanuit de getelde manden; ze kochten deze om ze tot bokking te roken. Wagens waarop de manden met getelde haringen waren uitgestald stonden op de kerkwerf rondom de Oude Kerk en in de Wassenaarsestraat. Dáár trof men het veilinghuis waar de haring werd afgeslagen.
Voor wat betreft de bestaande geldwaarden van de jaren welke voorafgingen aan de Franse tijd (1795-1813) - of rondom de jaren daarvan - het volgende. In de geciteerde Rotterdamse Ordonnantie op de Scheveningsche- en Zijdsche Zeevisch-Markt van het jaar 1796 is sprake van boetes voor de verschillende misdragingen en/of overtredingen. De hoogten ervan worden dáárin nog weergegeven in ponden, (£), de valuta van die jaren. Er bestonden diverse in omloop zijnde ponden. Men kende om voorbeelden te noemen het pond Vlaams, het pond Hollands, het Koopmanspond en het pond Tournoys. Die ponden hadden onderling afwijkende waarden. In de Rotterdamse Ordonnantie op de Scheveningsche- en Zijdsche Zeevisch-Markt van 1796 moet het zijn gegaan om Vlaamse ponden. In 1825 namelijk, bij de herschrijving van de Ordonnantie, heeft het eerder in gebruik zijnde pond (£), plaats moeten maken voor de gulden (ƒ) waarbij - in de plaats van één pond - zes guldens gingen gelden; dit gegeven sluit naadloos aan op het eerdere Vlaamse pond.
Omdat in die Franse tijd een decimaal geldstelsel is ingevoerd doet het wat vreemd aan dat een stad als Rotterdam zich - althans naar het hier lijkt - nog niet had aangepast aan dit nieuwe stelsel. In feite zijn de Ordonnanties - die van 1796 en die van 1825 - los van de geldwaarde, qua tekst gelijk gebleven. In Scheveningen was de gulden al eerder bekend en ingevoerd. Dat blijkt op een bladzijde uit een der notulenboeken van de plaatselijke protestantse kerk welke is opgemaakt in het laatste kwartier van de 18de eeuw. De notulist was de toenmalige predikant Petrus Faassen de Heer (1762-1840). Voorbeelden van zijn hand laten zien dat diens berekeningen als uitgangspunt de gulden kenden. In het komende artikel (8) wordt de inhoud van de Rotterdamse Ordonnantie op de Scheveningsche- en Zijdsche Zeevisch-Markt behandeld.
© Den Haag 2018
Piet Spaans
historisch publicist en auteur
<< Vorige
Volgende >>
...home
Geplaatst op 24-05-2018 en 1712 keer gelezen
Like dit 674 Liked