Hartelijk dank voor u like, dit is een ode aan de acteur

Scheveningen: dorp van mijn jeugd, van twaalf ambachten in twaalf jaar

Ik bracht mijn kinder- en puberjaren door in Scheveningen. Ons woonhuis lag naast de Bethelkerk, aan de Jurriaan Kokstraat 175. Met veel genoegen denk ik aan die tijd terug. Mijn jongenstijd lag daar in de vijftiger jaren. Rijk waren we niet; speelgoed viel ons nauwelijks ten deel. We brachten onze vrije voornamelijk door op straat. Het was een onmetelijke wereld van uitdagingen, een terra incognita van ontdekkingen. Telkens was er wel iets nieuws te beleven. En elk vriendje hielp je bij die ontdekkingsreis. Robbie van der Zwan. Zijn vader Rochus was een bekende reder in die dagen. Hij woonde aan de deftige Nieuwe Parklaan, op het zelfde rijtje waar ooit koningin Wilhelmina als ware ze een gewone burgervrouw na de oorlog een paar villa’s bewoonde. Maar dat interesseerde me niet. De Schokkerweg 8, daar was het kantoor van Jacson. Daar was de haven, de loggers, en niet te vergeten de hoge opgestapelde tonnen, waar we naar hartenlust konden ravotten. Het rook er naar verrotte vis, roestig ijzer, geoliede hout. Daar op die bergen tonnen waren we heer en meester. In de haven klommen we van logger naar logger. En wat was het een feest toen Robbie me vol trots de nieuwste logger van zijn vader, de Scheveningen 54, aan me liet zien. Nooit had ik een groter schip gezien. Scheveningen een eldorado voor een jongen die die leeftijd. Echt feest was het als het vlaggetjesdag was. Alle visserschepen waren opgetuigd. De haven was een en al bedrijvigheid. Mensen flaneerden langs de schepen. Binnenkort zou de vissersvloot na het winterseizoen weer zee kiezen. maar voor die tijd kreeg je als je geluk had en bevriend met een schipper of reder gelegenheid om een even het ruime sop te kiezen. Ik herinner me dat ik een keer ben mee geweest. Er waaide een stevige brief. De golven leken zodra we de veilige havenhoofden gepasseerd waren huizen hoog. Stoer stond ik met mijn vriendjes op de voorplecht, alsof het de Titanic was. Het schip rolde, dook diep het golvendal in zodat je voeten bijna het water raakten om dan weer hoop op te rijzen als ware het een reuzenschommel. Met alle macht hielden we ons zelf aan de reling vast om niet over boord te slaan. Totdat het ons te veel werd. En we groen en geel over de reling hingen. Toen ik alles wat ik in me had over boord gegooid had, sleepte ik me voort naar de reddingsboot. Ik ben daarin ondergedoken, Onder zeil gegaan, wachtend totdat de nachtmerrie voorbij zou gaan. Het was een onvergetelijke vlaggetjesdag. Maar Scheveningen had meer te bieden dan de haven, waarin we zwommen, en de veiling waar we een visje probeerden te verschalken. ‘s Winters hadden we de boulevard, waar we als het gesneeuwd had onze slee achter de passerende auto‘s bonden om twee kilometer lang gratis meegetrokken te worden. En zomers als het mooi weer op Scheveningen was, was het altijd feest. De drommen badgasten, de koele wind van zee, de zandpaleizen, de de rieten badstoelen, de lichtende zee ene niet te vergeten het wekelijks vuurwerk. Dan liep heel Den Haag uit. De tramlijnen 8, 9 en 11 puilden uit. De avonden waren in mijn herinnering altijd zwoel. Geen TV of radio vormde een verhindering om massaal naar de boulevard te trekken . een half uur lang was heel Den Haag één van zin en één van taal: weliswaar met een uiterst simpel vocabulaire, maar toch. Er was in die dagen ook nog een ander vermaak voor lagere school jongetjes zoals ik. De rage van het verzamelen van lege sigarettenpakjes, die door dagjesmensen en buitenlanders waren achtergelaten. We aasden alle terrasjes af. Want onbekende, buitenlandse merken gaf je de mogelijkheid om de volgende dag op school een stapel gevierendeelde sigarettenmerken te winnen. Dat spel werd jarenlang met hartstocht gespeeld. Het was überhaupt de tijd van gezelschapsspelletjes. Jarenlang speelden we na schooltijd in de winter monopolie. Dag in dag uit van vier tot zes. Met een niet aflaatbaar enthousiasme. Het verveelde ons blijkbaar nooit. Ik geloof dat slechts de middelbare school een einde aan deze traditie maakte. Robbie van der Zwan introduceerde me in de wereld van de haven en de rederij. Wietze Capel leerde me oog te krijgen voor de wereld van de kunst. Zijn vader tekende en schilderde. En dat kende ik niet van huis. Ook niet de grote diversiteit van speelgoed. Wat hebben daar veel gebouwd. Een ander vriendje, Klaas Zuurmond opende een andere wereld. Zijn huis aan de Doornstraat keek uit op een rangeerterrein. Urenlang konden we de verrichtingen van locs en goederenwagons gadeslaan. En als we dat zat waren gingen we spelen met reuzenblokken hout waar we metershoge kastelen van bouwden. Wat was er voor een kind in die tijd op straat veel te beleven. Ik had een soort dagprogramma ontwikkeld. Om zes uur stond ik op en ging de melkboer tegemoet om hem te helpen totdat we bij ons huis kwamen. Ik heb heel wat liters losse melk met een maatbeker in gereed gezette flessen en kannen gegoten. Heel wat flessen pap en yoghurt van de bakfiets bij de huisdeuren gezet. Jarenlang deed ik dit trouw zonder winstbejag. ‘s middags had ik een ruime keus. Ik kon mee met de schillenboer, die met paard en wagen de schillen ophaalde voor de varkensboer buiten de stad. Ieder zetten zijn emmertje buiten de deur. Het kwam niet bij me op om me voor bit beroep te schamen. Later heb ik er nog plezier aan beleefd. Toen richtten we in Baarn in het begin van de idealistische groene jaren de retourboer op. Tot op de huidige dag kan ik samen met Karel de Lange terugzien op dit initiatief vanuit Kerk en Samenleving. Maar de straat had me meer te bieden. Naast de schillenboer en de melkboer had je de alom in Scheveningen bekende Terlaak. Hij was een fenomeen. Dreef een soort winkel van Sinkel, waar zijn vrouw achter de toonbank stond. En hij ging met een kar volgeladen met zeep en soda, toiletartikelen en wat niet al de huizen langs. Vooral van Protestantse geloofsgenoten. Want Terlaak studeerde voor dominee. Niet langs de ‘ gemakkelijke, brede’ weg maar de smalle, via de theologische studie aan de VU. Hij werd toen al in Scheveningen de zeepdominee genoemd. En ook dit vrijwilligersbaantje heeft onbewust invloed gehad op mijn leven. Later zouden we collega’s worden. Hoewel hij in Ierseke voor de meest behouden de vleugel van de kerk koos. Nog was mijn vrijwilligerswerk niet uitgeput. Naast ons stond de meelfabriek en bakkerij van HUS. Als klein kind zag ik de wagens met meel komen, hoe de zakken meel omhoog getakeld werden. Tijden lang heb ik mijn moedert gezeurd om om zakjes meel en een takelwagen. Uiteindelijk na veel soebatten en smeken is die wens vervuld. In mijn herinnering was het ook het enige speelgoed dat me ten beurt is gevallen. Welnu, in die bakkerij speelden we zondags als er niemand was en het bleek dat we niet de enigen waren. Overal schoten de muizen in hoeken en gaten als wij ons stiekem op de meelzolder waagden. Maar overdag maakte we dat goed, Hielpen we mee met borden in korven doen. De korven opstapelen en met een vrachtauto bezorgen ion de Haagse winkels. Dat was een feest. Zo kwam je nog ergens waar je anders nooit kwam. En als dank voor de geboden hulp kregen we na een middag hard werken de fel begeerde krentenbol. Dat waren nog eens tijden. Wat een zegen die bakkerij naast de deur. Maar het kon niet op. Aan de andere kant stond de Gereformeerde Bethelkerk. Ook daar verrichtten we vrijwilligerswerk. Maandag was het opruimdag. Dan moest ik samen met de jongen van de koster de hele kerk afzoeken naar papiertjes, pepermunten en als we geluk hadden vonden een paar verloren centjes, of zelfs een stuiver. Wat voelden we ons dan de koning te rijk. Ja, zo heb ik met heel wat inmiddels uitgestorven beroepen kennisgemaakt. Ook de kolenboer en de groenteboer. Heel wat keertjes heb ik op de bok gezeten. Zwart kwam ik soms terug. Maar dat deert een jongen van toen niet. Zwart was ik ook als we de koster hielpen om steenkool op het vuur in de ketel van de centrale verwarming van de kerk te gooien. Een zwaar werk. Maar je voelde je sterk en bijna een man. Toen de middelbare schooltijd kwam was dat allemaal verleden tijd. De ernst diende zich aan. Het gymnasium slokte veel van de vrije, onbezorgde tijd op. En zo werd een prachtige, de meest ontdekkende fase van mijn leven afgesloten. Jaap Huisman, Bardenac, Frankrijk
...terug ...home Geplaatst op 03-08-2010 en 1569 keer gelezen
Like dit 877 Liked