Nostalgie
Weemoedig tuur ik naar de puinhoop waar ooit het huis stond waar ik ben geboren. Er staat geen muur meer overeind en ik loop naar de plek waar eens mijn slaapkamer was. In gedachten zie ik de kamer levensecht voor me. Lang verloren herinneringen komen weer langzaam boven. Even lijkt het alsof de tijd heeft stilgestaan. In gedachten zie ik mijn moeder aan de wasteil staan en even verbeeld ik me zelfs dat ik het spoelwater met het dotje blauw erin ruik. Op deze plek liggen de bouwstenen van mijn opvoeding die mijn latere leven hebben beïnvloed. Cherry, mijn hond besluit om languit op de grond te gaan liggen. Ze kijkt me met haar trouwe ogen aan alsof ze me duidelijk wil maken dat ze begrijpt wat ik voel. Ik zie dat haar oren ineens rechtop staan en ik kijk om me heen.
Eén van de huidige buurtjongens zie ik op zijn fiets op mij afkomen en roept.
'Hé, wat moet dat hier. Zeker één van die rijke stinkers die onze huizen laat afbreken om er zelf een groot huis te kunnen kopen hè. Ga naar je eigen plek waar je geboren bent. Klootzak.'
Verbaast staar ik hem aan. Ik schat dat de jongen een jaar of 14 is. Boos steekt hij zijn middelvinger omhoog en verdwijnt weer net zo snel als hij gekomen was. Hoofdschuddend kijk ik hem na, maar begrijp hem misschien beter dan hij ooit zou weten. Cherry gaat rechtop zitten en legt haar oren in haar nek, maar intussen houdt ze wel de omgeving goed in de gaten. Je kan het nooit weten.
Mijn gedachten vullen zich weer met herinneringen. In mijn tijd stond het dorp met zijn bewoners bekend als een eigenzinnig dorp en ik merk dat er nog niets is veranderd. Buitenstaanders werden niet geaccepteerd. en je moest wel van heel goede huizen komen om bij de bewoners in de gunst te vallen. Hadden ze je eenmaal geaccepteerd dan kon je geen kwaad meer doen. Waar dat aan lag? Ik weet het nog steeds niet. Misschien omdat het dorp praktisch in de duinen stond en daardoor gemakshalve door de gemeente werd vergeten. In de verte zie ik de jongen op zijn veel te grote fiets ongemakkelijk rondjes fietsen. Zijn voeten raken nog maar net de pendalen en heupwiegend voert hij enige manoeuvres uit.
Mijn blik valt op de huizen die nog overeind staan en ik merk dat de straten toch wel erg smal zijn. Voor mijn gevoel waren ze in mijn herinnering veel breder, maar toen stond er nog geen enkele auto in de straat geparkeerd. De enige voertuigen die in de straat stonden, waren de bakkerskar of die van de melkboer.
Opnieuw laat ik mijn gedachten gaan en ga op één van de grote brokstenen zitten.
Waarom ik hier nu ben is me een raadsel. Is het nostalgie waar iedereen het altijd over heeft? Was het wel altijd zo leuk. Waarom zit ik hier? 'Zal de leeftijd wel zijn,' mompel ik in mijzelf.
Rillingen lopen over mijn rug en het gevoel van op je plekje zijn, is eensklaps verdwenen. Veel uit vroegere tijd komt bij mij boven. Geuren, angsten en boosheid. Ik zie kinderen touwtje springen, hinkelen en tollen. Ik weet nog goed dat ik de rolschaatsen van mijn zus had gepikt. Wat was ze boos. Nou ja, zij had even goed mijn doos met knikkers verspeeld, dus stonden we gelijk. Wanneer er in de winter sneeuw lag kon je uren met je slee in de duinen doorbrengen. Het was maar goed dat je ouders toen niet zagen wat je daar uithaalde. Onderwijl gaat mijn blik naar de plek waar ooit het kamertje was waar mijn ouders sliepen. Opeens is daar het beeld dat ik mijn moeder zie liggen met een baby naast zich. Ik tel de jaren, hoelang is dat al niet geleden. Het beeld staat nog duidelijk op mijn netvlies gebrand.
'Hier komen nieuwe woningen meneer,' hoor ik achter me zeggen. 'Niet schrikken, ik doe u niets. Trouwens, bijt die hond. Nee, ik zie het al,' en voorzichtig aait ze Cherry over haar kop. 'Ze zijn vaak trouwer dan menig mens, geloof mij maar,' gaat ze verder. 'Gaat u hier een huis kopen,' vraagt ze en ze kijkt me onderzoekend aan.
Ik groet de oude vrouw en schud lichtjes met mijn hoofd van nee.
'Ja meneer, ik ben al 83 jaar. Het is niet meer wat het is geweest. Toch zonde dat al die huizen plat gaan. In één klap beroven ze je van je plekje. Nee, zoals vroeger was, zo zal het nooit meer worden. Niet dat het toen zo leuk was hoor. Dat niet, maar we hadden toch wel wat meer respect voor elkaar. Ja toch? Ach, ik klets ook maar door. Mensen luisteren toch niet meer naar wat je zegt. Een oud wijf ben je en ouderwets. Ik zie het somber in voor de jeugd. Kijk daar maar, het moet niet gekker worden. Brutaal dat ze zijn. Ze hebben geen eerbied meer voor de mensen. Vloeken, ja daar zijn ze goed in. En de ziektes die ze je toe wensen. Als je er nog geen hebt dan krijg je ze ter plekke. Asbakken dat zijn het.
Zonder dat ik haar kan antwoorden loopt ze alweer verder. Ik kijk haar na en herken het cynisme waar deze bevolkingsgroep zo bekend om staat.
'Ben je nou nog steeds hier. Wil je soms een knal boven op je bek hebben. Wij dulden hier geen buitenstaanders. Je bent dus gewaarschuwd en van die hond zijn we ook niet bang.'
Ik kijk hem aan. Stoer staat hij voor me, maar ik voel en hoor de angst in zijn stem. Hij was iets aangegaan wat hij wilde afmaken, omdat hij niet wilde afgaan waar zijn vrienden bij stonden. Ik dacht terug aan mijn eigen jeugd. In al die tijd leek er niets te zijn veranderd.
'Zal ik je bril van je kop slaan. Ben je soms stom of zo. En nu opdonderen!'
Ik stop mijn hand in mijn jaszak en zeg. 'Hoezo, de bril van mijn kop rammen. Kom maar op,' bluf ik terug.
Hij doet een stap naar voren, maar plots blijft hij staan omdat ook ik een stap naar voren doe en zeg. 'Laat maar eens zien wat je kunt. Vergis je niet. Ik ken jou soort wel. Grote bek, maar een hartje van goud. Ach, je moet toch ergens bij horen,' en ik doe opnieuw een stap in zijn richting. Tot mijn vreugde zie ik hem terugdeinzen en hakkelend zegt hij.
'Ach me.. me.. meneer het was ma… ma.. maar een geintje. We pesten altijd me.. mensen en mee… meestal vluchten ze en ik ben gek op honden. Die kan ik geen kw… kw.. kwaad doen. We gaan al. Later.'
'Ja, later,' roep ik ze grijnzend na.
Ik vervolg mijn weg en zie dat er ondanks alles toch nog plaatsen zijn die nog niet zijn veranderd zijn. Opgelaten struin ik samen met mijn hond verder het dorp door.
Weer kom ik op het begrip nostalgie en ik probeer te begrijpen wat de diepere betekenis van dat woord is. En denk terug aan mijn jonge jaren in dit dorp.
Tjonge wat een tijd. Nee, het was niet de hemel op aarde. Het gevoel van terug verlangen, is eensklaps verdwenen. Niets nostalgie. Pure onzekerheid, dat is het. Er is niets terug te vinden waar ik mij nog thuis zou voelen. Het is leeg. Ik zou de tijd niet meer terug willen draaien.
Bij de duinen draai ik me nog één keer om en kijk naar de afbraak die er troosteloos bij ligt. Weer zie ik mezelf als klein jochie de olieman en de aardappelenboer helpen.
'Dat was het dan,' hoor ik mezelf stamelen. Een stuk verleden wordt afgesloten samen met de afbraak van het dorp. Het valt me op dat ik als afscheid een lichte buiging naar het dorp maak. Draai me om en loop het pad op dat in al die jaren niets is veranderd. Ook de duinen lijken de tijd aan zich voorbij te hebben laten gaan. Ik klim over het prikkeldraad en help Cherry er onderdoor te kruipen. Ook daar komen de herinneringen boven en ik zie mezelf met mijn vrienden cowboytje of soldaatje spelen. We kenden elk paadje en elke struik. Ik steek een hand diep in mijn zak en het is net of de tijd opeens heeft stilgestaan. Instinctief kijk ik in het rond of er geen koddebeier in de buurt is. Ik voel de natte snuit van mijn hond tegen mijn hand en ze kijkt me vragend aan alsof ze wil zeggen. 'Kom nou baas, we zouden toch naar het strand gaan.'
'Je hebt gelijk meisje. We zouden naar het strand gaan. Daar komen we tenslotte voor,' zeg ik zachtjes tegen haar en liefdevol aai ik over haar bol.
Samen wandelen we de heuvel af richting zee. Hoe dichter ik de zee nader, hoe kalmer ik wordt. Mijn hond begint als een dolle te rennen. En wanneer ze de zee ziet is ze niet meer te houden. Als een veulen dat net in de wei wordt gezet, begint ze te huppelen en vervolgens rent ze met een noodgang de zee in. Het ruisen van de golven die tegen het strand slaan, klinkt mij als muziek in de oren. Opeens weet ik het. Het is niet het dorp dat ik mis, maar de duinen en de zee. Samen wandelen we langs de waterkant. Zo nu en dan komt mijn hond me een stok brengen die ze op haar weg vindt. En onverwoestbaar rent ze er achteraan. Als we er genoeg van hebben klim ik moeizaam het duin op. Boven aangekomen, laat ik mijn blik over het strand glijden. Haal diep adem en zuig de zeelucht diep in mijn longen. Ik voel de drang in mij opkomen om nog éénmaal net als vroeger het duin af te rollen.
'Ach, wat kan het me ook schelen. Moet toch kunnen. Ja toch,' vraag ik aan mezelf en besluit het gewoon te doen.
Als een klein kind en met de hond in mijn kielzog, laat ik me vanaf de top naar beneden rollen. Beneden komt het prikkeldraad heel gevaarlijk op me af. Dat was ik even vergeten. Daar bleven we vroeger menigmaal in hangen. Ik zet mijn hakken in het zand om mezelf af te remmen. Even blijf ik liggen en voel me misselijk van het draaien.
'Dat moet je ook maar niet meer doen ouwe bok.' De enige die er nog lol aan heeft is mijn hond die wild staat te blaffen, alsof ze wil zegen. 'Kom, zullen we nog een keer.'
Samen gaan we zitten en turen over de zee. Ik proef het zout aan mijn lippen. Cherry steekt haar kop in de wind en geniet. Dan heeft ze er weer genoeg van en rent blaffend over het strand, op zoek naar een stok. Mijn trouwe viervoeter kan er maar geen genoeg van krijgen en als een zeehond zwemt ze achter de stok aan.
'Kom meid, zo is het genoeg. Jij zwemt jezelf nog eens dood.'
Het strand is bijna leeg en ik neem het eerst volgende pad naar boven. Bovenaan staat een man te kijken hoe ik me moeizaam door het mulle zand naar boven duw.
'Dat valt niet mee meneer. Ik begin er niet meer aan. Ik neem tegenwoordig de weg bij het havenhoofd. Mooie hond. Ik ken die honden wel. Het zijn van die zenuwlijders. Ze bijt toch niet,' en schichtig doet hij een stap achteruit.
'Ze bijt niet. Ze is lief. U hoeft niet bang te zijn. U kunt haar rustig aaien.'
'Dan is het goed,' antwoordt hij.
Het lijkt of mijn hond het erom doet en ze besluit op dat moment zich eens lekker uit te schudden.
'Nee hè, moet ik weer hebben. Kom maar, ik ben gek op beesten,' en de hond laat zich gretig door hem aaien.
Ik neem op de trap plaats en voel de stramheid in mijn benen. De man komt naast me zitten en vraagt of ik van hier kom. Hij geeft me een hand en zegt. 'Mijn naam is Rinus.'
'Ik ben hier geboren en getogen, maar woon hier al lang niet meer,' antwoord ik. 'Ik wilde met mijn hond een strandwandeling maken, maar om de één of andere reden wilde ik zien hoe het dorp er tegenwoordig bij ligt. Nostalgie noemen ze dat geloof ik.'
De man kijkt me van opzij aan en probeert te ontdekken of hij zich mij kan herinneren. Gelukkig vraagt hij niet van wie ik er één ben, maar neemt wel het gesprek over.
'Ja meneer, Scheveningen is niet meer wat het ooit was. Jaren heb ik op zee mijn boterham verdiend. Nu ik met pensioen ben zie ik hoe Scheveningen de laatste jaren is veranderd. Al die huizen die gesloopt zijn en nog gesloopt moeten worden. De meeste mensen hebben er met veel plezier gewoond. Ze willen niet weg, maar hebben geen keus. Van bovenaf wordt er gewoon met je gespeeld. Er is niets menselijks meer aan. Ja, ze kunnen mooi praten en beloven van alles, maar echt iets doen, ho maar. De woningen voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd zeggen ze. De nieuwe huizen zijn eigenlijk veel te duur voor de oude bewoners. Ja ik geef toe, ze krijgen huursubsidie, maar die krijg je toch niet voor niets. Nee toch? Zo slecht waren die oude huizen toch nog niet. Sommige hadden er een paleisje van gemaakt. Zelf moet ik er ook uit. Ik heb geen idee waar ik terechtkom. Ik weet het gewoon niet. Ze zijn blind en doof. Geloof me het gaat alleen maar om het grote geld. Je zult zien er zullen er maar weinig van ons terugkeren.'
'U heeft zeker gelijk meneer, maar we houden het niet tegen. Als ik er goed over nadenk is dit eigenlijk al jaren aan de gang. In de afgelopen 30 jaar is het oude echte Scheveningen stukje bij beetje afgebroken. Denk maar eens aan het Lindoduin. Wie zat er nou op die hoge flats te wachten. Niemand toch? Het Seinpostduin, dat eerst werd verbouwd en toen op stel en sprong werd afgebroken. Het Eiland Vlook, de Maggeneet, Scholstraat en nu is Duindorp aan de beurt. Allemaal aan de kant van het oude Scheveningen. De arbeider dus. Heeft u veel zien veranderen in het Statenkwartier? Het onrechtvaardige is dat je er zo weinig aan kunt doen. De bewoners worden tijdelijk ondergebracht in een wisselwoning en weet u wat het beroerde van alles is, dat gaat jaren duren. Velen geven het op om nogmaals te verhuizen. Volgens mij zit er een psychologie achter. Zoiets van, laat het maar lekker lang duren voor ze naar een nieuwbouw woning kunnen. Als ze zich eenmaal in hun nieuwe woning thuis voelen dan willen ze toch niet meer terug. Dus probleem opgelost en kunnen ze de bouwplannen bijstellen. Begrijpt u?´
Aandachtig luistert de man en schept zo nu en dan zijn hand vol zand dat hij vervolgens langzaam tussen zijn vingers laat ontglippen. Instemmend knikt hij met zijn hoofd, kijkt me verbaast aan en antwoordt. 'Weet u, ik denk dat u gelijk hebt. Maar ja, vroeger was alles beter zeggen ze toch altijd. Nu ik er over nadenk, is het waarschijnlijk een verlangen naar de onzekerheid van je jeugd. De plek waar je alles kon beheersen en waar je mee om kon gaan. Het nieuwe is altijd een gevecht met je denkbeelden, nieuwe omgeving en nieuwe feiten die je op je weg tegenkomt. Wat is nou makkelijker dan terug te vallen op iets waar je goed in bent. De plaats waar we zijn geboren, je geborgen voelt en de nukken en geneugten van je vrienden meebeleeft. De vraag is: Was het vroeger wel zo mooi? Zo kan ik nog wel even doorgaan. ´
Terwijl ik aandachtig naar de man luister, voel ik dat mijn hond haar kop op mijn schoot legt. Laat een diepe zucht ontsnappen, alsof zij zich verveelt. Ik aai haar over haar kop en ze geeft me een blik van vertrouwen. Ze besluit om maar weer overeind te komen en de omgeving af te struinen. Ik snuif de frisse zeelucht diep in en voel me op mijn gemak. De zee geeft mij altijd een gevoel van rust. Zwijgend turen de oude man en ik in de richting van de horizon. Ik geef de man een schouderklopje en zeg.
'Ik ben hier geboren en getogen, maar ben om een aantal redenen uit het dorp vertrokken. Het was moeilijk om elders een nieuw leven op te bouwen. Nu ik op het verleden terug kijk, zie ik dat het goed is geweest. Ik heb het naar mijn zin en dit dorp heeft niet zoveel betekenis meer voor mij. Begrijpt u dat?'
De man kijkt me aan en aan zijn gelaatsuitdrukking zie ik dat hij het er niet mee eens is.
'Zou u echt niet terug willen keren. Ik kan het me niet voorstellen. Is het hier dan zo erg?'
'Nou nee meneer. Dat is het niet. Ik hoor hier niet meer thuis. Mijn plekje is nu ergens anders. Ik zou hier doodongelukkig worden. Ja, voor even hier rondhangen, maar dan maar weer snel naar mijn eigen huisje.'
De man denkt diep na, tuurt naar de grond, pakt een hand zand en richt zijn blik weer op mij. 'Ik denk het wel. Of misschien niet. Dat moet u me maar niet kwalijk nemen. Ik zou hier voor geen goud weg willen. Mijn huisje begrijpt u. Mijn vrouw en ik hebben er vijftig jaar gewoond, verbouwt en opnieuw verbouwd. De kinderen zijn er geboren en opgegroeid. Nu moeten mijn vrouw en ik op onze leeftijd nog verkassen. Waar naartoe? Ze zeggen altijd dat je geen oude bomen moet verplaatsen, maar daar schijnt de gemeente geen rekening mee te willen houden. Het is triest meneer. Voor je het weet stoppen ze je in een bejaardentehuis. Ik ga nog liever meteen dood. Wat moet je daar? Je hebt daar zowat elke week een begrafenis. Heb je net een goede klaverjasmaat gevonden, kun je weer op zoek gaan naar een ander. Nee meneer, als het aan mij ligt, mag Onze Lieve Heer me liever vandaag komen halen dan morgen.'
Ik voel me opeens triest, verslagen en machteloos. Wanneer ik hem aankijk zie ik dat zijn ogen vochtig zijn en hij kan zijn tranen niet bedwingen. Al zijn onmacht komt op dit moment naar boven. Snel wrijft hij zijn ogen droog en verontschuldigt zich voor zijn mistroostigheid.
'Neemt u het me niet kwalijk. Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik voor het laatst heb gehuild. Sorry.'
Ik haal mijn schouders op en zeg glimlachend. 'Als het u oplucht, moet u het niet laten. Laat u maar lekker gaan. Ik begrijp u best. U wilt niet weg omdat u niet van u plekje weg wilt, maar gedwongen wordt dat toch te moeten doen. En ik, ik wil niet terug omdat ik mijn plekje elders heb gevonden. Het gevoel is soms een raar begrip. Zoveel verschillende mensen, maar in wezen hebben we allemaal dezelfde grondbeginselen.'
Ik voel dat mijn kont stijf is geworden, ik geef de man een hand en zeg. 'Ik denk dat ik maar weer eens opstap.'
Hij kijkt me aan en ik zie een lichte glimlach op zijn gezicht te voorschijn komen en zegt.
'U gelooft het niet, maar dit gesprek heeft me aan het denken gezet. Ik vind het fijn met u gesproken te hebben,' hij geeft mij een stevige hand en Cherry krijgt een kus op haar kop.
'Dat geldt ook voor mij. Ik hoop dat u snel een fijn huisje hier in de buurt krijgt toegewezen. U en uw vrouw verdienen het om nog een paar onbezorgde jaartjes samen door te brengen. Ik ga nu maar, anders rollen straks de tranen ook nog over mijn wangen,' zeg ik glimlachend.
'Ja, ga maar, het beste. Ik ga nog even een wandelingetje maken,' en zonder zich nog éénmaal om te draaien, wandelt hij naar de vloedlijn.
Ik roep Cherry en lijn haar aan. Samen wandelen we terug naar mijn auto. Met een gevoel van tevredenheid verlaat ik het dorp. Het dorp dat altijd een plekje in mijn hart zal houden, maar dat allang niet meer mijn thuis is. Er is teveel veranderd en ik ben te veel veranderd. Ik wil mijn herinneringen koesteren zoals iedereen die zo nu en dan last heeft van nostalgische gedachtes.
D. Bal
Voor meer verhalen van deze schrijver, surf dan naar Sprookjesverhalen.nl
...terug
...home
Geplaatst op 10-08-2005 en 1654 keer gelezen
Like dit 1974 Liked