Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 4
Spionageloggers.
in 4 delen
Strauch
De hoofdpersoon van de maritieme spionage welke hier wordt beschreven was de Duitser Friedrich Carel Heinrich Strauch. Deze werd op 5 September 1898 geboren te Bremen. Naar buiten toe wekt hij tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog de indruk, een eerzame medefirmant te zijn geweest binnen een bedrijf dat handelde in tabak. De firma was eveneens gevestigd te Bremen.
Strauch was destijds lid van de Nationaal Socialistische (Duitse) Arbeiders Partij, de N.S.(D.)A.P., die sinds 1933 als politieke partij onder leiding van Adolf Hitler in Duitsland alleenheersend was. Strauch zegt van zichzelf dat hij van deze partij lid is geweest vanaf 1933. Hij zegt in die partij nooit een functie te hebben bekleed, noch lid te zijn geweest van enige nevenorganisatie daarvan. Anderzijds is het veelzeggend dat hij in het jaar waarin de N.S.D.A.P. prominent aan de macht kwam, daarvan lid is geworden. Het geeft steun aan de opvatting dat de middenklasse, naast de arbeidersklasse, de basis heeft gevormd voor de door Hitler geleide N.S.D.A.P.
Visum
Strauch trouwde met Marguérite Maria Alphonsine van Cranenburgh die uit Nederland (Amsterdam) afkomstig was. Als handelaar in tabak kwam hij regelmatig naar de in Amsterdam gevestigde tabaksbeurs. Een Amsterdamse tussenpersoon, de firma Van Huystee, bemiddelde in díé tabakszaken, die Strauch en zijn Duitse firma betroffen. Op 28 Augustus 1939 werd Strauch door de Duitse regering opgeroepen als dienstplichtige. Hij had in de Eerste Wereldoorlog gediend bij het Kaiserliche Deutsche Marineoffizierkorps en werd op grond daarvan nu ingedeeld bij de Duitse Kriegsmarine. Men plaatste Strauch bij een Hafenüberwachungsstelle in het Duitse Borkum. Vervolgens vertrok hij naar Wilhelmshafen. Gedurende zijn diensttijd nam Strauch, naar hij stelde om zijn tabakshandel te kunnen behartigen, steeds zakenverlof. Tijdens dit zakenverlof was hij veel in Nederland, dit naar zijn zeggen in verband met de tabaksveilingen en andere tabaksaffaires die Amsterdam tot centrum hadden. Zo was hij, opnieuw naar zijn zeggen, op 10 Mei 1940 in Nederland tijdens de aanval van de Duitse Wehrmacht op ons land. Pikant detail daarbij is echter dat door de eerdergenoemde tabaksmakelaar Van Huystee in april 1940 met spoed een visum voor Nederland was aangevraagd voor Strauch vanwege een tabaksbeurs ...
Na de capitulatie van Nederland ging Strauch terug naar zijn legeronderdeel in Duitsland. Via Wilhelmshafen werd hij overgeplaatst naar de Marine Befehlshaber in Den Haag, waar hij ongeveer zes weken verbleef. Daarna werd hij overgeplaatst naar de Abwehrstelle die in Scheveningen zetelde. Strauch kreeg als standplaats echter Amsterdam toegewezen.
Dubbelrol
De werkelijkheid aangaande Strauch blijkt dus een andere. Uit verhoren wordt duidelijk dat Strauch al voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog was verbonden aan de Abwehr, de Duitse spionage- en inlichtingendienst. De zogenaamde zakelijke bezoeken aan Nederland waren een kennelijke dekmantel voor Strauchs bezigheden voor de Abwehr; dit blijkt indirect uit na-oorlogse verhoren van medewerkers die onder Strauch werkten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat Strauch al vóór de oorlog aktief was voor de Abwehr wordt bijvoorbeeld min of meer duidelijk uit een verhoor van een zekere Schipper, een in 1939 werkloze stuurman van de grote handelsvaart. Schipper werd op een zeker moment in 1939 bezocht door twee heren, die later bleken te zijn Strauch en zijn Nederlandse belangenbehartiger in tabakszaken, A.M.J. van Huystee. Uit verhoren wordt duidelijk dat ook de laatstgenoemde al voor de Tweede Wereldoorlog in Nederland spioneerde voor Duitsland. Er volgde een tweede gesprek waarin Strauch aan Schipper voorstelde, samen een rederij op te zetten voor de Noordzeevisserij. Schipper startte vooruitlopend daarop bepaalde aktiviteiten, maar Strauch liet ineens niets meer van zich horen. Wellicht dat hierbij ontwikkelingen rond het begin van de Tweede Wereldoorlog waarbij Strauch als oud-Kriegsmarineman vanuit de Eerste Wereldoorlog opnieuw dienstplichtig werd verklaard en naar Duitsland terug moest, een rol hebben gespeeld. Toch zouden de wegen van Strauch en Schipper elkaar in de eerste oorlogsjaren weer gaan kruisen.
H.C.A.M.
Niet alles wat destijds heeft plaatsgevonden, wordt uit de verhoren volledig duidelijk. Zo was er bijvoorbeeld een Nederlands bedrijfje, genaamd ‘De Hollandsche Crediet- en Agentuur Maatschappij’ (H.C.A.M.), waarvan de oprichter een Duitser was. Deze Duitse oud-marineman, Thomas Marx geheten en sinds 1921 in Nederland wonend, liet in 1924 zijn bedrijfje inschrijven bij de Kamer van Koophandel te Rotterdam. Nog voor de Tweede Wereldoorlog verhuisde deze Marx met zijn niet zo florerende H.C.A.M. naar Den Haag waar hij zich vestigde aan de Oostduinlaan. Rond 1935 maakte Marx kennis met een zekere, financieel niet onbemiddelde, Hagenaar, A.M.H. Straater geheten. Zij raakten bevriend en nadat Straater aan Marx een flink bedrag had toegezegd voor zijn H.C.A.M., werd hem het directeurschap van deze handelsmaatschappij gegund. Evenals de eerdergenoemde Duitser Strauch werd ook Marx opnieuw opgeroepen voor de krijgsdienst en net als in de Eerste Wereldoorlog werd Marx nu opnieuw bij de Kriegsmarine geplaatst.
In Wilhelmshafen leerde Thomas Marx bij toeval (maar misschien ook niet!) zijn landgenoot Friedrich Strauch kennen. Verdere gegevens ontbreken, maar in 1941 bleek de inmiddels in Nederland gestationeerde Strauch van zins, aandeel te willen nemen in de Marx’s H.C.A.M. Hij bracht nog enkele andere financieel geïnteresseerden mee, waaronder de al genoemde Van Huystee. De Haagse H.C.A.M. ging aldus met de zich zojuist aangemelde deelgenoten in zee, waardoor het geplaatste kapitaal van dit maatschappijtje aanzienlijk werd verhoogd. Het zou vanaf nu het spionagenest worden van waaruit de Duitse Abwehr-activiteiten werden gestuurd en gefinancierd. En de dubbelrol van Strauch wordt nu duidelijk als blijkt dat hij vanaf tóén vanuit Den Haag, en dit door middel van de H.C.A.M., contact ging zoeken met een zekere L. Parlevliet Nzn. te IJmuiden. Het ging om een rederszoon die evenals zijn vader vissersschepen exploiteerde. Daarnaast trad Strauch opnieuw in contact met de oud-stuurman Schipper die hij al eerder – in 1939 – had benaderd voor het opzetten van een rederij met als doel, het uitoefenen van de Noordzeevisserij. Die rederij, genaamd Schipper en Van den Oever, kwam er vervolgens. Op een wat ondoorzichtige manier raakte Strauch bovendien als zogenaamde Verwalter – beheerder – betrokken bij het reilen en zeilen van de Scheveningse rederij v/h. Frank Vrolijk.
Maritieme spionage
Als Abwehrman bedacht Strauch een vorm van spionage ter zee door middel van vissersschepen. De schepen gingen dan weliswaar vissen, maar kregen een door de Duitsers opgeleide Nederlander mee die via zendapparatuur de Duitse Wehrmacht en de Kriegsmarine op het vasteland informeerde over geallieerde convooien, overvliegende geallieerde vliegtuigen, snelboten, mijnenvelden en zeegang en weersomstandigheden. Zo’n persoon kwam echter – hoe doordacht! – niet voor op de monsterrol. Daarnaast doorzag Strauch, dat de door deze spionerende schepen aangevoerde vis een welkome aanvulling kon zijn op iemands inkomen. De H.C.A.M. werd daarvoor een dekmantel; de aangezochte reders gingen akkoord met een spion aan boord en mochten op grond daarvan ongelimiteerd gaan vissen terwijl dit voor niet betrokken reders en schepen niet gold. De ruime opbrengsten kwamen terecht in een nieuw gevormde maatschappij waarin zowel de genoemde reders als de H.C.A.M. met haar aandeelhouders deelnamen. Twee doelen onder handbereik voor één geld dus…
© Piet Spaans 2011
historisch publicist en auteur
Den Haag Holland
http://nl.wikipedia.org/wiki/Piet_Spaans
Volgende >>
...terug
...home
Geplaatst op 24-09-2011 en 1982 keer gelezen
Like dit 973 Liked